Het leven is goed in mijn Brabantse land,
het land waar mijn wieg heeft gestaan.
Daar heb ik voor altijd mijn hart aan verpand,
dat land doet mijn hart sneller slaan.
De bossen, de vennen, de purperen hei,
'n dorpje dat past in mun hand,
de Peel en de Kempen en de Meierij,
mun heerlijke Brabantse land.
Dat kleine café, waar mun stamtafel staat,
un pleintje met bomen omrand,
de boerenkapel speelt een deuntje op straat,
mun heerlijke Brabantse land.
Dat land van mun jeugd, waar je iedereen kent,
geen verschil is in rang of in stand,
dat land waar je rijk bent, al heb je geen cent,
mun heerlijke Brabantse land.
Dat land waar ons moeder ons groot heeft gebracht,
mijn vriendelijk gemoedelijk land,
dat land waar het leven nog echt wordt geleefd,
mijn heerlijke, eerlijke, machtige, prachtige,
gastvrije, Brabantse land.