Aan de oever van de Rotte
tussen Delft en Overschie
zat een kikvors luid te wenen
met een zuigling op haar knie
Lieve kleine sprak de oude
zie je daar die ooievaar
't is de moord'naar van je vader
hij vrat hem op met huid en haar
Wel potdomme sprak de kleine
heeft die klootzak dat gedaan
als ik later groot en sterk ben
zal 'k hem op zij falie slaan
Nauwelijks was hij uitgesproken
of daar kwam de ooievaar
greep de kleine bij zijn lurven
en vrat hem op met huid en haar
In de slokdarm aangekomen
zag hij daar zijn vader staan
en toen zijn ze met z'n tweeë«n
naar de uitgang toe gegaan
en daar buiten aan gekomen
zagen zij nog even groen
en dat blijk dus dat die zuren
van dat rotbeest het niet doen